Ik vertelde
de kinderen dat we het zouden gaan hebben over hard geluid en zacht geluid. Ik
vroeg wie er iets kon noemen wat een heel hard geluid produceert. Er kwamen
veel ideeën: een alarm, een olifant, iemand die gilt, een bom. Niet iedereen
wist de betekenis van ‘een bom’. Dus ik vroeg of iemand dat uit kon leggen. Een
jongetje wist te vertellen dat het om een grote bal ging die dan ontplofte. Ik
zei dat dat klopte en vertelde dat die ontploffing zorgt voor een immens harde
knal. We deden met zijn allen het geluid na.
Vervolgens
vroeg ik of iemand dan ook iets wist wat een heel zacht geluid maakt. Ook hier
kwamen mooie voorbeelden: een konijn, een muis, iemand die fluistert of het
lopen van een spin. Met zijn allen deden we het snuffen van een klein konijntje
na.
Ik vertelde
dat we een klein spelletje gingen doen. Ik zou een stukje muziek laten horen
wat hard en zacht zou gaan. Wanneer ik het liedje hard zette, moesten ze zich
zo groot en stevig maken als een olifant. Wanneer de muziek zacht zou worden,
moesten ze zich zo klein maken als een muisje.
Ik had
hiervoor een liedje uitgekozen uit ‘moet je doen’. Het liedje heette: “zonnig
weer en donker weer”. Ik had dit liedje vooral gekozen, omdat er geen gezongen
tekst in zat. Op deze manier konden de kinderen zich naar mijn idee beter
focussen op het volume van de muziek. Ik ben begonnen met zo'n spelletje, omdat je direct kan zien of iedereen het tot nu toe begrepen heeft. Door te bewegen naar aanleiding van verschillen in de muziek demonstreren de kinderen of ze het daadwerkelijk horen (Lei, van der, Haverkort & Noordam, 2011, p. 249).
Toen we dat
hadden gedaan, zei ik dat we nu zelf ook hard en zacht geluid zouden gaan
maken. Ik vertelde dat we met onze handen op onze knieën zouden gaan klappen en
vroeg of ze met me mee wilden klappen terwijl ik een eenvoudig ritme klapte. Ik
begon heel hard en ging steeds zachter. Terwijl ik steeds zachter ging gaf ik
de kinderen de aanwijzing om dat ook mee te doen, maar ik merkte dat het voor
de kinderen net te veel was om een ritme aan te houden en zich tegelijkertijd
bezig te houden met harder en zachter klappen, ik besloot het ritme achterwege
te laten en me te focussen om het hard en zacht klappen. Ik bedacht dat ik ze
eerst misschien beter even kon laten verkennen hoe hard dat nu gaat als je
geluid maakt met je eigen lichaam.
Ik vroeg of
ze eens konden klappen op hun aller-hardst. Daarna op hun allerzachtst. Vervolgens
weer naar hard. Ik kreeg van veel kinderen de reactie dat het pijn deed aan hun
handen, dus ik besloot om het nog eens te doen, maar dan met stampen op de
grond. Het was te zien dat het indruk op de kinderen maakte hoeveel geluid ze
samen konden produceren.
Ik pakte een
handtrom erbij. Ik vertelde de kinderen dat ik op de trom zou gaan slaan, en
dat het de bedoeling was dat ze mij in het volume moesten volgen met stampen. Als ik hard op de trom zou slaan, moesten zij
ook met veel geluid stampen. Als ik daarna zachter zou gaan, was het de
bedoeling dat ze me daarin volgden. Ik probeerde het een keer en het ging erg
goed.
Toen ik
klaar was vroeg ik wie het ook eens wilde proberen en gaf hem aan een van de
kinderen. Dit maakte de kinderen erg enthousiast en vonden het zelfs een beetje
spannend. Nadat we dit een stuk of vijf keer hadden gedaan, vertelde ik dat we
het nu ietsje anders gingen doen. Wanneer iemand erg hard op de trom zou slaan,
moesten we nu precies het tegenovergestelde doen en andersom. Ook dit ging erg
goed. De kinderen vonden het leuk en hadden het meteen door.
Ik legde de
handtrom weer weg en herinnerde ze even aan het begin van de les, waarin we
besproken hadden wat hard geluid maakt en wat zacht. Ik pakte er twee ballen
bij. Een tennisbal en een bal om in tijdens de gym mee te gooien. Ik vroeg aan
de kinderen welke van de twee ballen het hardste geluid zou maken als hij zou
stuiteren. Ik gaf een kind uit groep 1 de beurt en ze wees de tennisbal aan. Ik
zei dat we het even gingen proberen. Ik liet de ballen allebei een keer
stuiteren. Toen ze dat had gehoord, veranderde ze haar keuze.
Ik liet een
eenvoudige grafische notatie zien die ik had gemaakt.
Ik vroeg aan
de kinderen hoe we meestal muziek opschrijven. Dit vonden ze een erg lastige vraag,
dus stelde ik hem anders: ‘Hoe weet iemand die bijvoorbeeld op de piano gaat
spelen wat hij moet gaan spelen?’ Een kind uit groep twee wist het: noten. Ik
prees hem dat hij het wist en legde aan de rest uit wat muzieknoten waren.
Omdat ik deze vraag niet van tevoren had voorbereid, had ik helaas geen
voorbeeld van een echt muziekstuk.
Omdat ik hoorde van mijn mentor dat ze bijna nooit op deze manier met muziek bezig zijn, besloot ik de notatie heel simpel te houden, zodat het goed te begrijpen zou zijn. Verder levert het herkennen van het verschil tussen hard en zacht voor kleuters weinig problemen op. Door het voorbeeld met de ballen, konden de kinderen de plaatjes koppelen aan het geluid, ze hadden een concreet voorbeeld gezien en konden de tekens daaraan koppelen (Lei, van der e.a., 1997, p. 252).
Ik vertelde
dat mijn plaatje ook een muziekstuk was en vroeg, als ze zo naar de grootte van
de cirkels keken, waar we nu het hardst zouden moeten klappen. Dit wisten ze
wel, bij de grote cirkels. Ik vroeg hoe vaak we nu achter elkaar hard zouden
moeten klappen. Ook dit wisten ze: 4 keer.
Ik oefende
het een keer met ze. Ze vonden het erg moeilijk om eenzelfde tempo aan te
houden, maar de koppeling van notatie naar het stuk klappen ging erg goed.
Ik wees een
paar kinderen aan die het voor de klas mochten doen. Hierbij had ik de kinderen
uitgekozen waarvan ik zag dat ze het goed doorhadden.
Tot slot
vroeg ik de kinderen wat we precies hadden geleerd. Ze konden goed benoemen dat
het om het verschil tussen hard en zacht ging. Ik vroeg hoe je nu aan iemand
kon zien of hij hard of zacht op de trommel speelt, als je het niet zou kunnen
horen. Een meisje uit groep 2 wist te vertellen dat je het kon zien aan de
grootte en snelheid van de handbewegingen. Ik prees de kinderen op hun goede
medewerking.
Een sterk punt van mij als het gaat om muziekles geven is dat ik zelf heel lang muziekles heb gehad buiten school en daar nog wel wat van kan herinneren. Omdat ik zelf vrij muzikaal ben weet ik heet goede voorbeeld te geven. Dit is eigenlijk tevens een valkuil. Er zijn altijd kinderen in de klas die veel minder muzikaal zijn en sommige verbanden gewoon niet horen. Hier wil ik rekening mee houden door te bedenken wat een stap terug zou kunnen zijn, wanneer de eigenlijke oefening te moeilijk is.
In deze les heb ik dat gedaan door het klappen in een goed ritme enigszins achterwege te laten, zodat de kinderen zich konden focussen op het hard/zacht onderdeel.
Een ander verbeterpunt is dat is een balans moet zien te vinden tussen expirimenteren toe te laten en een goede organisatie te behouden. Bij muziek is het juist de bedoeling dat kinderen op zoek gaan naar nieuwe geluiden, maar zonder een duidelijke grens kan dit op chaos uitlopen.
In deze les begonnen de kinderen soms al met geluid maken terwijl dat niet de bedoeling was. De volgende keer wil ik samen met de kinderen een duidelijk start- en stopteken afspreken. Zo hebben de kinderen er ook een aandeel in en kunnen er geen discussies over ontstaan. Ook ga ik van tevoren nadenken over de problemen die mogelijk kunnen ontstaan. Bij deze les was het bijvoorbeeld erg belangrijk om van tevoren luisteropdrachten af te spreken. Een lied kan nog wel eens zonder enige introductie voorgezongen worden, bij muziek beluisteren gaat dat niet. De aandacht moet worden gericht op wat gaat komen, anders verslapte de aandacht snel
(Lei, van der e.a., 1997, p. 67).
Lesvoorbereiding + begeleiding
Zelfevaluatieformulier